top of page

Instrument 2 Fase 2

Titel

Evalueren met symbolen (basisinstrumenten)

Inleiding tot zelfevaluatie: van basis naar nuance

Niets wijst erop dat jongeren uit een ander land minder goed in staat zijn zichzelf genuanceerd te evalueren. Sommige evaluatievaardigheden hebben weinig te maken met de taal van het land van herkomst. Het vermogen tot diepgaande observaties en analyses hangt samen met rijkere taalvaardigheden, maar niet met een specifieke taal.  In feite zien we dat veel scholen niet gewend zijn om systematisch gebruik te maken van zelfevaluaties en zelden vragen van een leerling om dit te doen.  Dit betekent dat in sommige gevallen een aantal vluchtelingen of nieuwkomers juist sterker zouden kunnen zijn in zelfevaluatie dan autochtone leerlingen.  

Als we een groep goed opgeleide volwassenen samenbrengen in een onbekende situatie en deze situatie daarna met hen bespreken, zien we dat ze hun evaluatie beperken tot de categorieën 'goed - niet goed'.  Met andere woorden, in een nieuwe context (waar een specifieke taal meer nodig is om een situatie te beschrijven) valt iedereen terug op hetzelfde basisniveau van evaluatie (goed - niet goed).  De evaluatie wordt dan snel uitgebreid naar meer emoties.  Uit het onderzoek van Paul Ekman naar non-verbale communicatie weten we dat er ongeveer zes universele gevoelens zijn, waarbij gezichtsuitdrukkingen in alle culturen min of meer hetzelfde zijn.  Deze emoties zijn de volgende: blij, bang, boos, bedroefd, afkeer en verbaasd. 

 

Voor een groep nieuwkomers is dit een potentieel sterk uitgangspunt voor zelfevaluatie.  Als we dit combineren met het OICO-principe, dan kunnen we het volgende (leer-)pad voor zelfevaluatie ontwikkelen: 

 

  • Evaluatie in termen van Goed - Neutraal - Niet goed (duimen)

  • Evaluatie gebaseerd op gevoelens (emoji's)

  • Evaluatie gebaseerd op het OICO-principe (Observatie, Imitatie, Creatie, Originaliteit).

De leerkracht gebruikt altijd dezelfde strategie:

  1. Laat de leerling zelf een evaluatiemethode kiezen (bijv. Handsignalen (duimen), Gevoelens (emoji's), of zelfevaluatie op basis van het OICO-principe.

  2. Vraag, nadat de leerling een evaluatiemethode heeft gekozen, wat die leerling deed toen die zich zo voelde (gebruik bijvoorbeeld de Duimen of de Gevoelens) of wat de leerling aan het doen was toen die op die manier leerde (OICO).

Evaluatie met handsignalen (duimen)

Dit evaluatie-instrument vraagt de leerlingen te evalueren in termen van "Goed / Neutraal / Niet Goed". Een leraar kan vragen stellen over waarom een leerling een bepaalde methode kiest en zijn taalniveau aanpassen aan het niveau van de leerling. In de meest basale vorm stelt de leerkracht gesloten vragen en wijst de leerling naar de juiste afbeelding.

Evaluatie met gevoelens

Het gebruik van gevoelens verbreedt de vorige evaluatiemethode. Deze emoji's zijn gebaseerd op de universele gevoelens van Ekman in die zin dat de 6 gezichtsuitdrukkingen die corresponderen met de 6 gevoelens in alle culturen dezelfde zijn

Evaluatie met OICO-principe

Het OICO-principe wordt hierboven uitgelegd, maar ook in de Leerkrachtenhandleiding voor Strength-Based Learning. Hier vraag je hoe een leerling iets geleerd heeft.  Nadat de leerling een bepaalde strategie van leren heeft gekozen, vraag je vervolgens wat die leerling heeft geleerd door gebruik te maken van die strategie.

Notities

Deze instrumenten zijn erg bruikbaar in een context met nieuwkomers, omdat ze een eenvoudige en universele methode voor evaluatie, zelfexpressie en het leren van een taal met elkaar combineren!

In het volgende instrument (instrument 3) zijn deze 3 tools geïntegreerd in een zelfevaluatie-instrument gebaseerd op sterktes. Instrument 4 is de spiegelevaluatie van dit instrument dat door de leerkracht wordt gebruikt.

bottom of page