top of page

Instrument 6 Fase 2

Titel

Werken met Rubrics

Het gebruik van Rubrics op basis van het OICO-Principe

Zelfevaluatie is ideaal wanneer leerlingen hun eigen leerproces mogen sturen.  Op basis van de feedback van de leerling probeert de leerkracht de context aan te passen.  Als we zelfevaluatie koppelen aan de context 'Tijd' (Zie Leerkrachtenhandleiding voor Strength-Based Learning, Deel III, De Contexten), kan een leerling zijn of haar eigen evolutie bijhouden met behulp van de Weekplanner, de Doelenplanner - School en de Doelenplanner - Levenspad.  Hiermee breng je echter niet de leerwinst van de leerling ten opzichte van de rest van de klas-(groep), het leerplan of de academische verwachtingen in beeld. Vandaar dat we werken met 'Rubrics' die met elke leerling worden gedeeld. Zo kunnen we het leerproces nog meer zelfsturend maken.  Elke jongere kan immers zien van waar die komt (d.w.z. wat kon ik al?), waar de leerling nu staat (d.w.z. wat kan ik nu?) en waar die naartoe gaat (d.w.z. wat zal ik kunnen?). 

 

Het opstellen van 'rubrics' kost tijd (en moeite).  Ze moeten zo concreet mogelijk zijn, zodat de jongere de volgende stap kan zien.  Door het OICO-principe als basis te gebruiken, zorgen we ervoor dat de integratie in hogere-orde vaardigheden duidelijk wordt gemaakt.  Daarom plaatsen we de integratie van vaardigheden altijd onder 'Originaliteit'.  Wanneer we echter denken in termen van de categorieën van competenties, zien we vaak dat leerprocessen niet verder gaan dan 'Imitatie'.  Met andere woorden: 'Ik doe dit op de manier die mij geleerd is en hoe dit van mij verwacht wordt'. 

Rubrics die meer uitgewerkt zijn maken duidelijk wat de leerling moet kunnen, zodat hogere orde vaardigheden zelfstandig kunnen worden geoefend en op het juiste moment en niveau kunnen worden ingezet.  In het onderstaande voorbeeld (zie rubric hieronder) zijn alle aspecten van creatief schrijven uitgewerkt.  Zo kan de leerling zelf beslissen welke vaardigheid hij of zij wil verbeteren. Een leerling kan er ook voor kiezen om het werken aan een deelvaardigheid uit te stellen, die die nog niet beheerst. Soms helpt het om te werken aan een vaardigheid die iemand beter ligt (Strength-Based) om leerblokkades voor andere vaardigheden op te heffen. Leren gaat ook over iets kunnen laten rusten en het later weer opnemen wanneer je je meer zeker of rustiger voelt. 

Rubric creatief schrijven op basis van het OICO-principe

Opmerking

Wat zijn voorwaarden voor het gebruik van rubrics voor evaluatie?

  • Een rubric is gebaseerd op een hogere-orde vaardigheid.

  • Een rubric bestaat uit deelvaardigheden van een hogere-orde-vaardigheid.

  • Voor elke deelvaardigheid bepaalt men wat er wordt verstaan onder de categorieën Observatie, Imitatie, Creatie en Originaliteit (OICO). 

  • De rubriek wordt aangevuld met concreet waarneembaar gedrag of concrete waarneembare resultaten, niet met subjectieve of morele termen.  We vermijden het woord 'kunnen'.  Wat je kan of niet kan is geen waarneembaar gedrag.  Op deze manier kan je oordelen op basis van wat je de leerling hebt zien doen. 

  • Wanneer een deelvaardigheid over kennis gaat, dan vraag je je eerst af hoe die kennis wordt gebruikt binnen de context van een hogere-orde-vaardigheid.  Het 'hoe' van kennis kan dan worden omgezet in een deelvaardigheid.

De analyse van deze rubric maakt duidelijk dat:

 

  • De deelvaardigheden bovenaan de rubric zijn verbonden met de deelvaardigheden die lager in de rubric zijn geplaatst.  

  • De jongere een duidelijk overzicht heeft van wat er nodig is om een kwalitatief sterke tekst te schrijven.  

  • Een jongere een eigen leertraject of pad kan bepalen.  Een leerling kan bijvoorbeeld eerst kiezen om voor een paar deelvaardigheden tot aan 'Observatie' en 'Imitatie' te gaan, of voor alle deelvaardigheden om dan naar 'Creatie' te springen.  Of een jongere zou stapsgewijs aan elke deelvaardigheid kunnen afwerken tot aan 'Creatie' en 'Originaliteit', voordat die naar de volgende deelvaardigheid gaat.  

  • Een jongere kan aan een deelvaardigheid beginnen die nog niet in een les is gezien.  Dankzij de structuur van de rubric wordt dit voor de leerkracht zichtbaar.  

  • De rubric 'Creatief schrijven' wordt voorafgegaan door 'Creatief vertellen'.   Door de rubric flexibel te gebruiken kan een jongere een uitstekende verteller (verhalenmaker) worden zonder al) een creatief verhaal te kunnen schrijven.   

  • In deze rubric wordt "kennis" opgevat als het ‘herkennen’ en als de vaardigheid om wat je herkent toe te passen (te gebruiken). Dat bedoelen we met het "hoe" van kennis.  In een rubric over taalbeschouwing kan dit heel anders worden ingevuld.  Daar zou je ervoor kunnen kiezen om stijlfiguren te benoemen, de correcte definitie te geven en te analyseren. De drie werkwoorden in de vorige zin verwijzen opnieuw naar het ‘hoe’ van de kennis: ‘hoe moet ik die kennis kunnen gebruiken?’

  • Een goed geconstrueerde rubric geeft aanwijzingen over hoe een opdracht of oefening voor deelvaardigheden eruitziet, gekoppeld aan een categorie uit het OICO-principe.  We verduidelijken met twee voorbeelden:   

    • Associatieve vertelling in functie van een doel/Originaliteit: Je gebruikt bewust een effect in functie van een narratief doel. Opdracht: Werk samen met een partner. Vertel een verhaal aan je partner over de laatste keer dat je naar de winkel ging.  Voeg aan dit verhaal verzonnen (denkbeeldige) elementen toe of voeg ze toe waarbij je werkt met gevoelens van verontwaardiging. Probeer het zo te vertellen dat de anderen niet kunnen zien welk deel verzonnen is en welk deel niet.

    • Literaire hulpmiddelen/ imitatie: Je verzint en schrijft een verhaal in functie van de gegeven literaire hulpmiddelen. 

  • Opdracht: Schrijf een tekst van 20 regels over een luie middag.  Gebruik minstens 2 metaforen en 3 alliteraties.

bottom of page